de 100 belangrijkste Spaanse woorden

De 100 belangrijkste Spaanse woorden

Nederlands


Vooraleer ik de 100 belangrijkste Spaanse woorden op je loslaat, moet ik even wat kwijt…

Mijn taalstudenten weten het ondertussen want ik kan het niet vaak genoeg herhalen:  LESS IS MORE. Een belangrijk advies voor al wie een nieuwe taal probeert te leren. Wat ik daarmee juist bedoel? Dat je selectief mag zijn bij het leren van nieuwe woorden! Elk nutteloos woord dat je opslaat in je geheugen, neemt de plaats in van een ander woord dat wél handig is.

Leer niet zomaar eender welk woord. Leer de woorden die je nodig hebt!

Ik ben erin geslaagd om vijf vreemde talen onder de knie te krijgen. Dat deed ik niet door telkens het woordenboek uit het hoofd te leren. Integendeel: ik heb altijd bewust de keuze gemaakt om een woord wél of niét te leren. Mijn focus lag altijd op de woorden die ik écht kon gebruiken. En dat waren de woorden die ik tijdens conversaties in de taal in kwestie telkens opnieuw nodig had.

Waarom zou je moeite doen om het woord “potlood” in het Spaans te leren als je enkel op je laptop tekent? Waarom zou je alle 25 broodsoorten in het Duits studeren als je enkel roggebrood en croissants lust?

Taalboeken bevatten nog te vaak nutteloze woordenschat. Schrappen mag!

Woordenlijsten blokken maar geen simpel gesprek kunnen aanknopen? Het is ontzettend frustrerend. Je hoofd zit vol lijstjes, regels en uitzonderingen, maar als je twee zinnen aan de kassa van de supermarkt moet zeggen, sla je helemaal tilt. Lastig… Wees dus streng en selectief! Schrap woorden die je in de praktijk nooit gaat gebruiken. Dat mag! Jij mág beslissen welke woorden je leert! Van mij mag dat 😉

Om je op weg te helpen met Spaans, heb ik de -volgens mij- 100 belangrijkste woorden geselecteerd. Woorden die je écht kan gebruiken in je eerste conversaties. Thematisch en praktisch gestructureerd. Veel plezier!

De 100 belangrijkste Spaanse woorden

De belangrijkste voornaamwoorden
Aangezien je in het begin vooral een-op-eengesprekken hebt, beperk ik het tot “jij” en “ik”

1. yo – ik
2. tú – jij (in Zuid-Amerika vaak “vos”)

Zeg wie je bent en vraag de ander

3. soy – ik ben (wie je altijd -onveranderlijk- bent: ik ben Sofie, een vrouw, groot, Belgische, dokter)
4. eres – jij bent
5. una mujer – een vrouw
6. un hombre – een man
7. grande – groot
8. pequeño/a – klein
9. belga – Belg/ische

Zeg hoe het met je gaat en vraag de ander

10. estoy – ik ben (hoe je je nu op dit moment -tijdelijk- voelt: ik ben tevreden, moe, gelukkig…)
11. estás – jij bent
12. cansado/a – moe
13. contento/a – tevreden
14. feliz – gelukkig
15. triste – droevig
16. bien – goed
17. mal – slecht

De belangrijkste hulpwerkwoorden
Zeg wat je wilt, wat je kunt, wat je hebt, wat je leuk vindt en wat je gaat doen

18. quiero – ik wil
19. quieres – jij wilt
20. puedo – ik kan
21. puedes – jij kunt
22. tengo – ik heb
23. tienes – jij hebt
24. me gusta – … bevalt me (ik vind … leuk)
25. te gusta – … bevalt jou (jij vindt … leuk)
26. voy a … – ik ga …
27. vas a … – jij gaat …

Werkwoorden die je elke dag nodig hebt

28. comer – eten
29. tomar – drinken
30. cocinar – koken
31. dormir – slapen
32. jugar – spelen
33. caminar – wandelen
34. trabajar – werken
35. llamar (a) – roepen/noemen/telefoneren

Wie, wat, waar, waarom, wanneer, hoeveel en hoe?

36. ¿quién? – wie?
37. ¿qué? – wat? (ook zoals in “wat leuk!”)
38. ¿dónde? – waar?
39. ¿por qué? – waarom?
40. ¿cuándo? – wanneer?
41. ¿cuánto? – hoeveel?
42. ¿cómo? – hoe?

Ja of nee of misschien?

43. no – nee
44. sí – ja (in plaats van “sí” wordt vaak ook “vale” bevestigend gebruikt)
45. tal vez – misschien

Eten en drinken is van levensbelang!

46. la comida – het eten
47. el desayuno – het ontbijt
48. el agua – het water
49. la cerveza – het bier
50. el vino – de wijn
51. papas fritas – frieten

Meer of minder, of een beetje veel

52. un poco – een beetje
53. mucho – veel
54. menos – minder
55. más – meer

De miniwoordjes – klein maar belangrijk

56. en – in
57. con – met
58. sin – zonder
59. de – van
60. a – naar
61. y – en

De familie – de mijne en de jouwe

62. Mi madre – mijn moeder
63. Tu padre – jouw vader
64. Mi hermano – mijn broer
65. Tu hermana – jouw zus
66. Mi hijo – mijn zoon
67. Tu hija – jouw dochter
68. Mi esposo – mijn man
69. Tu esposa – jouw vrouw
70. Un amigo – een vriend
71. Una amiga – een vriendin

Waar ben je? “Estoy en …”

72. mi casa – mijn huis/thuis
73. el jardín – de tuin
74. la cocina – de keuken
75. la oficina – het bureau
76. la playa – het strand
77. el bosque – het bos
78. la montaña – de bergen

Altijd vriendelijk groeten en bedanken hè

79. buenos días – goededag/goedemorgen
80. buenas tardes – goede(na)middag
81. buenas noches – goede avond/nacht
82. hola – hallo
83. muchas gracias – dank je wel
84. de nada – graag gedaan

Het tijdstip (wanneer? ¿cuándo?)

85. ahora – nu
86. hoy – vandaag
87. mañana – morgen
88. ayer – gisteren
89. a las – om … uur

Even tellen

90. cero – nul
91. uno – één
92. dos – twee
93. tres – drie
94. cuatro – vier
95. cinco – vijf
96. seis – zes
97. siete – zeven
98. ocho – acht
99. nueve – negen
100. diez – tien

BONUS!

Een paar extra woorden die je er gratis en voor niks bovenop krijgt. Geen vertaling nodig!

la pizza – de pizza
la pasta – de pasta
mayonesa – mayonaise
ketchup – ketchup
el té – de thee
el taxi – de taxi
el auto – de auto
el pingüino – de pinguin
el hotel – het hotel

 

Ik kreeg op andere platformen al heel leuke reacties op deze lijst. Ook de structuur en de tussentitels vielen in de smaak. Wat vind jij van mijn selectie van de 100 belangrijkste Spaanse woorden? Ik hoor het graag in de comments!

taaltraining
Vorig bericht
Geen tijd om elke dag Spaans te leren? Met deze tips lukt het wél!
Volgend bericht
150 Tage Uruguay in 15 Bildern

Lees meer

11 reacties. Reactie plaatsen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Dit is een verplicht veld
Dit is een verplicht veld
Geef een geldig e-mailadres op.
Accepteer de voorwaarden om door te gaan